‘Nee hoor, ze mag rollen wat ze wil. Ik laat haar lekker gaan. Binnenkort kan het niet meer. Dan begint het zorgen, en dan stopt het snel’, reageert ze verslagen als ik stel dat ze nog wel wat werk heeft voordat Woef het huis weer in mag. We raken aan de praat. Terwijl Woef met veel enthousiasme haar neus door de zonnekap van mij lens steekt, leer ik dat het dier een tumor in haar snuit heeft. Er is niets meer aan te doen. Ik luister naar haar verhaal, zie dat Woef de lensafdruk van haar neus likt, en realiseer me dat het ontstuimige gedrag van Woef in niets past in het verhaal van haar bazinnetje. Een vrolijk dier. Wat ouder al wel, maar met een frisse blik. Ze kwispelt met haar hele lijf, en gebruikt daarbij in de breedte net zoveel ruimte als ze lang is. ‘Een hond kan zoveel meer voor je zijn dan alleen een hond!’, probeert ze om haar waterige ogen goed te praten. Ze gokt dat ik niet weet hoe het is om afscheid te nemen van iets dat je het liefst voor altijd bij je hebt. Een inschattingsfout. Slecht zicht door wateroverlast, verzin ik.
‘Maak er wat van samen’, zeg ik met onvaste stem om afscheid te nemen. Ze loopt weg, en ik probeer me te concentreren op waar ik voor kwam: het fotograferen van hunebed D54. Ik veeg de neusafdruk van mijn lens en doe wat pogingen. Het zit er niet in. De mooiste foto heb ik al gemaakt, en ik wil naar huis.
Op de terugweg naar de auto fantaseer ik dat ik deze mevrouw over tien jaar hier weer tegenkom. Ze herkent me, en ze vertelt dat de dierenarts zich indertijd vergist heeft; Woef is pas jaren later op een ochtend niet meer wakker geworden.