Nog even over de top-2000: Ik zie dat 'Avond' op nummer vijf staat. Het was even graven, want het is al een paar jaar geleden geschreven:
[..]Regen klettert op het dak; het klinkt als een frituurpan. Knus! Ik lig in bed, maar in gedachten lig ik in een klein tentje, aan de rand van een bos. Het regent hard, en de wind huilt. Ik denk aan 'Avond' van Boudewijn de Groot. 'Laat buiten de stormwind nu maar razen in het donker, want binnen is het warm en licht en goed!', zingt hij in mijn hoofd. Ik vind het een goed idee van 'onze' Boudewijn.
We hebben dit liedje gedraaid op onze trouwdag, vlak voordat of vlak nadat we elkaar het ja-woord gaven. Als we het ooit een keer met elkaar eens zijn geweest, dan was het over de keuze van dit liedje. Want we keken hand in hand naar buiten en we zagen elkaars vuur van hoop en twijfel en we kenden elkaars diepste angst. En het enige dat we zeker wisten was dat alles voorbij ging. Dat besef gaf zelfs rust. Maar ook: we geloofden in ons.
Trouwen vertoont veel gelijkenissen met het opzetten van zo'n tentje dat in de stromende regen staat. Vind ik. De 'ja' van mij als de buitentent die het binnen droog houdt, en de 'ja' van Mariska als de binnentent die het binnen warm houdt. Maar het gaat verder: Bij storm zetten we een scheerlijntje bij; niks te vroeg, maar altijd voordat er wat kapot waait. Zo nu en dan horen we mensen erover struikelen omdat we soms een wat onvoorspelbare manier van scheerlijnen zetten hebben. Maar soms is het nu eenmaal belangrijker dat de boel blijft staan.
Ik fantaseer de onkwetsbaarheid van onze flinterdunne ja's en zie beide tentdoeken als scheiding tussen buiten en binnen, koud en warm, minder goed en goed. Maar ik zie ook dat ze soms de scheiding zijn tussen frisse lucht en de lucht van een volle wasmand.
Ik probeer antwoord te vinden op de vraag hoe onze tent er op dit moment eigenlijk bijstaat, maar dwaal af naar de tijd toen we haar opzette: aan papa Jan en aan schoonvader Hans; zij gingen vlak voordat we begonnen met opzetten. En ik denk aan opa Kuipers en aan 'tante' Bets. Zij gingen toen we net klaar waren met opzetten. Net als ons kleine hummeltje die tijdens ons trouwen in Mariska haar buik zat. Zij nam Mariska zelfs bijna mee. Maar ik denk ook aan Hans-Jan en Bernardus; zoon Han en zoon Ben. Zij kwamen toen alles al stond, en zorgden ervoor dat we weer de goede kant op wilden fantaseren.
Fantasie is mooi, en met het grootste gemak klus ik een werkelijkheid die het beste heeft van toen en nu. Dat moet ook wel, want 'zuiver' mijmeren over vroeger heeft nu eenmaal de consequentie dat je veel goeds van nu heel veel tekort doet. En daar is het niet voor bedoeld.
[..]Het origineel gaat nog wat verder, maar… dat is voor een volgende keer.