bernardkuipers.nl Business analist | Programmeur

Berichten

Zomer in de winter

Boer Han en boer Ben. In een tijd dat het gras zachter was dan het erf, buitenkranen nog water gaven, en zout alleen over het eten ging. Voor hun toch alweer meer dan een kwart leven geleden. Vandaag hebben we voor beide mannen schaatsen aangeschaft. Volgens henzelf kunnen ze al heel goed schaatsen, waarmee het bestaan van een vorig leven maar weer eens bewezen is. Ze hebben zin om ze te proberen: Beter een hoge Noor dan een lage Shetlander, nietwaar?

Noordwijk, vrijdag 27 januari 2012

Het laatste stukje van de bushalte naar ons huisje aan de Koninging Astrid Boulevard moesten Han en ik lopen. Han was moe van de lange reis. Op een gegeven moment bleef hij wat achter. Ik draaide me om, en zag hem twee grote dennenappels oprapen. Hij riep dat hij die mee wilde nemen. Dat vond ik geen goed idee. Waarschijnlijk omdat ik vermoedde dat we verkeerd waren gelopen, en omdat ik dreigde te bezwijken onder de last van twee zware tassen. Han legde ze terug, rende naar mij toe, hield plotseling halt, en raapte een andere, wat kleinere dennenappel op. Hij vroeg mij of hij er dan ééntje mee mocht nemen. Ik realiseerde me de onrechtvaardigheid van mijn vorige antwoord, en stond het toe.

“Die is dan voor jou, papa! Vast voor je verjaardag!”

M’n tassen waren ineens niet meer zwaar, en op mijn schouders ontdekte ik nog plaats voor Han. Als nieuw klom ik met Han op mijn nek de duinen over. Een paar minuten later zag de kleine man zag voor het eerst in z’n leven de grote zee.

Net iets eerder dan ik.

In de trein, vrijdag 27 januari 2012

Met Han in de trein naar Noordwijk! Mama en Ben en de helft van de hondenroedel zijn met de auto. Wel vergeten een kaartje te kopen voor Han z’n beer. Han heeft z’n eigen kaartje geknipt. En mijn trui… En de stoel… En z’n beer… En z’n Pringles… Hij speelt nu met de noodr..lmlomaosdfi*Y&

Thuis, dinsdag 13 december 2011

De titel ‘verveling’ is niet omdat ik bewust verveling heb willen uitdrukken, maar omdat ik deze foto ben gaan maken omdat ik me op dat moment verveelde. Zo’n foto krijgt dan ‘verveling.jpg’ als bestandsnaam, en dat wordt vervolgens nooit meer anders.

Als ik deze foto opnieuw een naam zou moeten geven en ik zou me laten inspireren door wat ik op de foto zie, dan zou ik hem noemen: ‘verveling’.

Dat dan weer wel. 😐

Thuis, zondag 4 december 2011

Vannacht had ik een nachtmerrie. Zo bang als een kind van vier zweette ik met m’n hoofd onder de dekens. Nu ben ik net wakker, en ik heb het verhaal nog niet compleet. Het was ook een lang verhaal. Het waren buitenaardse wezens die me de stuipen op het lijf jaagden. In overdrachtelijke zin zouden dat veel mensen zijn die ik ken. Afwachten wat er nog boven komt drijven.

Ergens zaten er ook humoristische dingen in. En er waren grappig uitziende wezens die wel vijftig meter ver sprongen. Ze waren knuffelbaar. Maar verderop in m’n droom bleken ze toch niet zo’n frisse rol te hebben gespeeld.

Misschien is dat wel alles wat ik ervan moet onthouden.

Thuis, zaterdag 8 oktober 2011

Laggan wordt klaargestoomd om ook behendigheidswedstrijden te gaan lopen. Toen ze jonger was bleek ze heel goed, maar ze vond er geen bal aan. Dat is nu anders.

Thuis, maandag 8 augustus 2011

Hutjes maken is net als knikkeren: Er zijn er maar weinig die het niet gedaan hebben. En op een gegeven moment stopt het. Of krijgt het in ieder geval een andere vorm.

In mijn vroegste herinneringen hierover maken nicht Naomi en ik een hut op hun zolder. Mijn oom en tante woonden nog aan De Houtsnip. De hut bestond uit krukken met poten van chroom en felrode zittingen. We spanden daar een laken overheen, en dat was het. We waren op een leeftijd dat we alleen maar bezig waren met ‘in de hut’ en ‘uit de hut’. In de hut was niets. Het diende voor zover ik kan overzien voor niets anders dan het bevredigen van de (denk ik) aangeboren behoefte om een hutje te maken.

Later bouwde ik hutten in het bos. Dat waren hutten waaraan ik lang kon werken. Soms met vrienden, maar vaak ook alleen. Als ik na het bouwen er de volgende dag weer kwam om te spelen, dan waren ze meestal weer gesloopt. De onderdelen waren dan alweer verwerkt in grotere hutten van grotere jongens die langer mochten opblijven. Dat was niet te winnen, en al snel was de lol er voor mij af.

De beste herinneringen bewaar ik aan de hutten die ik in huis gemaakt heb: Boven op zolder achter de gordijnen die de lage kanten van het puntdak maakte tot opslagplaats van vanalles en nog veel meer. De kussens van de caravan lagen daar ook. Er was altijd een klein kussentje bij, een armleuning, dat ik gebruikte als tafel. De ingang van de hut was altijd geheim. In het hutje lagen oude studieboeken en schriften van mijn vader. Zodra ik kon lezen maakte mijn fantasie dat het allemaal heel belangrijke geschriften waren, plaats voor het besef dat dit -op z’n zachtst gezegd- niet zo was. Langzaam maar zeker maakten ‘de dingen van de grote mensen’ plaats voor mijn eigen dingen. Een handeling die ik, welbeschouwd, nog steeds af en toe herhaal.

Toen mijn slaapkamer naar zolder verhuisde begon ik mijn kamer als een soort hut te zien. Ik had er een houten wand opgetrokken die het slaapgedeelte met wastafel scheidde van de rest van de kamer. Mijn kamer werd mijn kasteel, en de muren van mijn oude hut werden gedegradeerd tot kussens van de caravan. Ik herinner me nog goed dat ik in die tijd regelmatig blijheid gevoeld heb dat die kinderachtigheid achter me lag.

En dat was (dus) een heel domme gedachte. Al zou ik eerst kinderen moeten krijgen om dat te doorzien.


 

Havelte, donderdag 25 november 2010

hunehond

‘Nee hoor, ze mag rollen wat ze wil. Ik laat haar lekker gaan. Binnenkort kan het niet meer. Dan begint het zorgen, en dan stopt het snel’, reageert ze verslagen als ik stel dat ze nog wel wat werk heeft voordat Woef het huis weer in mag. We raken aan de praat. Terwijl Woef met veel enthousiasme haar neus door de zonnekap van mij lens steekt, leer ik dat het dier een tumor in haar snuit heeft. Er is niets meer aan te doen. Ik luister naar haar verhaal, zie dat Woef de lensafdruk van haar neus likt, en realiseer me dat het ontstuimige gedrag van Woef in niets past in het verhaal van haar bazinnetje. Een vrolijk dier. Wat ouder al wel, maar met een frisse blik. Ze kwispelt met haar hele lijf, en gebruikt daarbij in de breedte net zoveel ruimte als ze lang is. ‘Een hond kan zoveel meer voor je zijn dan alleen een hond!’, probeert ze om haar waterige ogen goed te praten. Ze gokt dat ik niet weet hoe het is om afscheid te nemen van iets dat je het liefst voor altijd bij je hebt. Een inschattingsfout. Slecht zicht door wateroverlast, verzin ik.

‘Maak er wat van samen’, zeg ik met onvaste stem om afscheid te nemen. Ze loopt weg, en ik probeer me te concentreren op waar ik voor kwam: het fotograferen van hunebed D54. Ik veeg de neusafdruk van mijn lens en doe wat pogingen. Het zit er niet in. De mooiste foto heb ik al gemaakt, en ik wil naar huis.

Op de terugweg naar de auto fantaseer ik dat ik deze mevrouw over tien jaar hier weer tegenkom. Ze herkent me, en ze vertelt dat de dierenarts zich indertijd vergist heeft; Woef is pas jaren later op een ochtend niet meer wakker geworden.

Havelte, dinsdag 12 oktober 2010

Het was op een gewone doordeweekse dag dat we het nodig vonden een stuk over de hei bij Havelte te sjouwen. Omdat het mistig was besloot ik mijn camera mee te nemen. Ik heb dat; als het mistig is neem ik een camera mee omdat het mistig is, en als het niet mistig is neem ik een camera mee omdat je zo mooi ver kunt kijken.

Hunebed D53 staat niet ver bij ons vandaan, maar zoals hiernaast is afgebeeld heb ik hem nog niet eerder gezien. Zo’n stapel stenen nodigt nu eenmaal uit om op te klimmen, en dat gebeurt dan ook volop.

Kinderen klauteren naar hartenlust, en de papa’s en mama’s dansen eromheen, ‘zingend’ dat Teun, Jorn en Daan vooral voorzichtig moeten doen. En Marieke moet helemaal goed uitkijken, want haar maillot is net nieuw en ze moeten straks nog naar opa en oma.

De dans van deze papa’s en mama’s ziet er vermakelijk uit. Hopsend om het hunebed met minimaal één arm in de richting van het nageslacht om een eventuele misstap op te kunnen vangen. De gezichten wijzen dan weer naar het kind, en dan weer naar de grond. Natuurlijk om ervoor te zorgen dat ze zich zelf niet verstappen.

Maar wat zouden zij die vanaf een andere planeet door een telescoop dit alles zien ervan denken?

Ik heb iemand eens horen zeggen dat hij het ergens heel raar vindt om zo om te gaan met een graf. Misschien, maar voor mezelf vind ik het prima. Onze voorvaderen vonden dat ook, en zij hebben dat briljant afgedwongen. Daarbij komt: die stenen krijg je niet zomaar lek.

(..)

Maar deze morgen was het rustig. Heel rustig. En dan vertelt zo’n hunebed mij heel andere verhalen. Verhalen over mijn eigen ‘hunebed-beklimmingen’ vroeger, en – nog heel veel mooier – over de handen die naar mij wezen.

Maar voordat die verhalen uit zijn, staan er twee mannetjes aan mijn broekspijp te trekken. Er moet geklommen worden.

En dus gedanst.

Thuis, zondag 23 mei 2010

Na het fotograferen van de spreeuwen heb ik een paar foto’s gemaakt van het koppeltje pimpelmezen dat onze waterpomp ‘gekraakt’ heeft. Ze komen er al een paar jaar, dus ook zij zijn enigszins gewend aan mijn aanwezigheid. Dat maakt het een stuk eenvoudiger.

Ik had me verdekt opgesteld in de struiken, maar dat vonden ze zo vreemd dat ze in een appelboom bleven zitten kijken tot ik uitgespeeld was. Gewoon op het gras was blijkbaar een vertrouwder gezicht; ze gingen direct verder met het voeren van hun kroost. En ik begon met fotograferen.

Wat mij opviel is dat de spreeuwen die ik vorige week fotografeerde steeds terugkwamen met insecten en larven die grauw van kleur waren. Deze pimpelmezen kwamen steeds met felgekleurde rupsen aanvliegen. Als ik kijk op de website van de vogelbescherming, dan zie ik dat spreeuwen ‘voornamelijk insecten, insectenlarven, maar in de wintermaanden ook fruit zoals appels en bessen’ eten. Bij pimpelmezen staat: ‘insecten, spinnen, bladluizen, nectar, zaden en pinda’s’. Ik heb de indruk dat er wat meer te vertellen is over hun voorkeur.

Welke van de twee is nu het mannetje, en welke is het wijfje? Het enige dat ik erover kan vinden is dat dit ‘moeilijk waar te nemen’ is. Ik leid daaruit af dat dit meer aan het gedrag te zien is dan aan het verenkleed of formaat: Als je een pimpelmees een ei ziet leggen, dan weet je dat die pimpelmees een wijfje is; dat idee. Het zal dus ook wel aan het baltsgedrag te zien zijn, maar daarvoor is het nu te laat: Het hof is al gemaakt, en volgens de literatuur liggen de eierschalen al ver weg van het nest. (Dat doen ze om ruimte te maken nadat de eieren zijn uitgekomen. Ingewikkeld verhaal, maar ik snap het wel. Ze mogen blij zijn dat ze geen zwaan zijn. En wij ook.)

Wat opvalt is dat het ene verenkleed wat ‘slordiger’ is dan het andere. En één van de twee heeft wat meer een ‘kuif’, zo lijkt het. Is dat slordige verenkleed van het broeden? Of is het juist vanwege het voeren van mama, terwijl ze op de eieren zat? Ik heb gelezen (dus is het zo!) dat het wijfje de eieren uitbroedt. Misschien deed ze dat met een kaptafel voor haar snavel, terwijl hij in de kroeg zich op het vaderschap aan het voorbereiden was? Dat laatste klinkt aannemelijk: het is immers een pimpelmees. Wellicht had zij er bij het broeden ook een wijntje naast. Een heel goede combinatie met ei!

Afijn – wie het weet mag het me zeggen; ik ben oprecht geïnteresseerd. Zodra ik het weet zal ik het delen.

bernardkuipers.nl Business analist | Programmeur