Uit haar mond kwam plat Amsterdams, vervormd door een verschrikkelijke aardappel in haar toch zeker zeventig jaar oude keel.
“Ik ga dan naar mijn zus en dan gaan we allerlei héle leuke dingen doen, heur. Dat doen wij vaker, begrijpt u wal?”
De conducteur knikte en typte op z’n zakcomputertje.
“Vaak een dagje met de trein en dan soms met een hele omweg en dan hebben we het héél gezellig, begrijpt u wal?”
De conducteur knikte en typte.
“En vaak gaan we ook wat bezichtigen want we houden erg van cultuur, begrijpt u wal?” De conducteur knikte nauwlijks en typte.
“En aan het eind van de dag gaan we altijd ergens wat eten, begrijpt u wal?”
De conducteur knikte niet en typte.
“Maar er zijn de laatste tijd zó veel werkzaamheden op àllerlei plèkken! Dat zal nodig zijn heur, zo met die koude. Maar als…”
-“Voor aankomende zaterdag zijn er geen werkzaamheden gepland tussen Utrecht en Woerden mevrouw!”, viel de conducteur haar in de rede. Na zijn antwoord liep hij abrupt door.
Vlak voor station Utrecht hield de trein halt. De conducteur riep om dat we nog heel even moesten wachten op een vrije plaats langs het perron. “Rijden met die hàndel!”, riep ze met veel overtuiging door de coupé. Een paar tellen later nog een keer: “Rijden met die hàndel!!” Na een minuut landden we op Utrecht Centraal. Omdat ik niet bij dezelfde deur als dit aardappelvrouwtje wilde uitstappen liep ik naar een paar balkons verderop.
Maar bij het eerste balkon trof ik een andere oude mevrouw. Ze had een hondje in haar armen, en een hondje aan een riem op de grond.
“Kun je misschien even deze riem vasthouden, want dit gaat niet goed. Ik kom een hand tekort”, kwam er met krachtige stem uit haar ongelukkige gezicht. -“Natuurlijk!”, reageerde ik wat verbaasd. Ik zag wat ze bedoelde. “Dit is een beste knoop voor iemand die een hand tekort komt!” Ze moest daar om lachen. Ik ontvlocht de riem, nam een riem van haar over, en zag hardop dat de Woef en Waf al behoorlijk op leeftijd zijn. Ze bevestigde dat en begon over ze te vertellen. Ze kwam niet ver: Het aardappelvrouwtje voegde zich samen met drie andere passagiers bij ons, en de hond die ik vasthad begon aan haar benen te snuffelen.
“Ruik je m’n poes?”, vroeg ze de hond. “Ruik je m’n poes?”, vroeg ze nog harder. “Die is al vier jaar dood heur!!”
“Goh!”, zei ik meer voor mezelf, en ik vocht tegen beelden waar een forensisch expert nog de bibbers van zou krijgen.
De deuren van de trein gingen open, Woef sprong voor me uit het perron op, en ik gaf de riem terug. “Voorzichtig bij de roltrappen; die zijn wat minder vriendelijk voor honden dan ik!” -“Ik weet het! Ik ga altijd met de lift. Je bent een schat!”, zei ze als afscheid. Deze mevrouw had het duidelijk wèl op een rijtje.
Ik klom via de roltrap naar boven, en stelde me voor hoe dingen zouden gaan als deze twee dames samen op stap waren. Het lukte me niet; mijn fantasie was even kapot.